Voordat u aan elke fase begint, doet u enkele rekoefeningen, met bijzondere aandacht voor uw kuiten en de spieren aan de voor- en achterkant van uw dijen.
Begin uw wandeling niet in een te hoog tempo, maar in een licht, ritmisch tempo.
Pas als uw lichaam is opgewarmd, kunt u uw tempo geleidelijk verhogen. Zodra u een duurzaam inspanningsniveau hebt bereikt, houdt u uw tred stabiel en ononderbroken.
Het is belangrijk om uw manier van lopen aan te passen aan verschillende soorten terrein.
Bijvoorbeeld, op vlak terrein zal de pasbreedte normaal zijn, terwijl deze bij beklimmingen korter en langzamer kan zijn om overbelasting te voorkomen.
Bij lange beklimmingen is het zeer belangrijk om de gehele voetzool op de grond te plaatsen om overbelasting van de spieren te voorkomen.
De lange, snelle pas is voorbehouden voor afdalingen, maar er moet rekening worden gehouden met het soort terrein voordat het tempo wordt opgevoerd.
Bij bergafwaarts lopen komt een deel van de inspanning ook op uw hielen terecht, dus u moet ze stevig op de grond “planten”, zonder te forceren, om letsel te voorkomen.
Het is heel belangrijk dat uw manier van lopen comfortabel is, dat de stap geen buitensporige inspanning vergt die u belemmert bij het uitvoeren van andere activiteiten, zoals het voeren van een gesprek.
Een zeer belangrijke factor bij het voorkomen van blessures en peesontstekingen is het gebruik van wandelstokken, die ons vooral helpen bij klimmen en dalen en op moeilijk terrein, maar ook om onze pas stabiliteit te geven door het gewicht van onze rug en knieën te halen.